vrijdag 27 februari 2009

Kan het ook anders?


Sommige studenten vragen zich af hoe je een scriptie moet vormgeven wanneer je ervoor gekozen hebt vooral iets te MAKEN. Een lessenserie, een leskist, een project.....Ook in dergelijke gevallen kom je er niet omheen een gedegen literatuurstudie te doen.'Ook dan begin je met een probleemstelling en het stellen van vragen. De volgende indeling helpt je misschien goed te rapporteren:


1. Beschrijving van het ontwerp: beschrijf systematisch wat je gemaakt hebt.

2. Doel van het ontwerp: Voor welk probleem is dit ontwerp een oplossing? Wat was de aanleiding voor dit ontwerp? Schets het probleemgebied en de theoretische achtergrond. Op basis van welke overwegingen is dit ontwerp tot stand gekomen? Wat zegt de theorie daarover? Wat wil je met het ontwerp bereiken? Wat is de centrale vraagstelling?

3. Ervaringen uit de praktijk. Geef de relevante informatie voor het beantwoorden van je centrale vraagstelling. Als je bv iets ontwikkeld hebt waarmee je bijvoorbeeld ruzieachtig gedrag tijdens het speelkwartier wilt verminderen, is het belangrijk dat je ook nagaat of je dat met jouw product of materiaal ook bereikt hebt. Hoe reageerden kinderen? Collega's uit de stage? Ouders? Wat is er allemaal gebeurd, welke resultaten heb je geboekt? Wat is de waarde van het ontwerp voor de praktijk?

4. Aanbevelingen: wat is de waarde van je ontwerp voor scholen? Wat kan nog verbeterd worden? Wat moet verder onderzocht worden? Hoe kan een ander aan de slag met dit ontwerp in de eigen praktijk?

Neem in de bijlagen je ontwerp op.

dinsdag 24 februari 2009

Opbouw van je werkstuk



Op verzoek van een aantal studenten zal worden ingegaan op hoe je afstudeerwerkstuk eruit KAN zien. Een volgende keer zal een andere manier worden gepresenteerd.
Het onderzoeksverslag bestaat uit een aantal onderdelen. Deze onderdelen vind je hieronder opgesomd. Je kunt deze hoofdstukindeling gebruiken omdat het je structuur biedt en uitzicht geeft op een evenwichtig en compleet werkstuk.
0. Aantrekkelijke titel en een informatieve subtitel.
1. Samenvatting
De samenvatting betreft een samenvatting van het gehele artikel. Verwoord het belangrijkste en maak dit tot één goed lopende samenvatting. Eigenlijk moet de lezer na het lezen van de samenvatting jouw hele werkstuk hebben 'gelezen'. Het doel van een samenvatting is dat een lezer snel kan zien of hij jouw artikel interessant en bruikbaar vindt. De samenvatting is maximaal 300 woorden in lengte.
2. Theoretisch kader
Je geeft hier de informatie die de lezer nodig heeft om jouw onderzoek te kunnen begrijpen. Hiervoor gebruik je de literatuur. Daarom noemen we dit het theoretisch kader. Over het theoretisch kader is een vorige keer iets geschreven.
3. Methode
In het methodedeel van een onderzoek worden twee belangrijke zaken uit het onderzoek aangegeven, namelijk: bij wie je onderzoek hebt gedaan (de onderzoeksgroep) en hoe je onderzoek hebt gedaan (de instrumenten).
3.1 Onderzoeksgroep
Je beschrijft bij wie je onderzoek hebt gedaan. Daarnaast moet je zelf nagaan wat belangrijke dingen zijn om te rapporteren. Als je bijvoorbeeld onderzoek doet naar de opvattingen van leerkrachten, dan is het belangrijk dat je ook in de beschrijving van de onderzoeksgroep meeneemt hoe lang de mensen in het onderwijs werkzaam zijn. Je kunt je waarschijnlijk goed voorstellen dat dit van invloed is. Je beschrijft dus de onderzoeksgroep zo volledig mogelijk.
Wees specifieker in de beschrijving van de onderzoeksgroep. Als je aangeeft "enkele studenten op de PABO" dan weet de lezer nog onvoldoende. Hoeveel zijn dit er dan? Waren het jongens of meisjes en hoeveel dan? Uit welk leerjaar zijn de studenten afkomstig?
3.2. Instrumenten
Je gebruikt een aantal onderzoeksinstrumenten in jouw onderzoek, in ieder geval een literatuurstudie, maar misschien ook een enquete, een vragenlijst of een interview. Verantwoord bij de literatuurstudie het volgende: hoe heb je de bronnen verzameld die je in het theoretisch kader hebt gebruikt), beschrijf wat het doel is van de literatuurstudie, beschrijf welke zoektermen je gebruikt, beschrijf welke zoeksystemen je hebt gebruikt (zoekmachines op het internet, catalogi in bibliotheken), beschrijf hoeveel bronnen je hebt gevonden (uitgesplitst naar boeken, artikelen en websites) en beschrijf op basis van welke criteria je de bronnen selecteert (waarom neem je een bron wel of niet op). Beschrijf bij een interview bv wat het doel is van het interview, beschrijf welke onderwerpen aan bod komen. Beschrijf de theoretische onderbouw: waarom komen deze onderwerpen aan bod.
4. Resultaten
Presenteer je bevindingen: welke gegevens haal je uit de literatuurstudie, uit de interviews of uit andere onderzoeksinstrumenten. Laat zien wat je ermee hebt gedaan. Beschrijf materialen die je ontworpen hebt (bijvoorbeeld lesontwerpen, projecten, leskisten, materialen enz). Neem de ontwikkelde producten zélf op in bijlages.
5. Conclusie en Discussie
Kijk nog even goed naar de opbouw van deze sectie:
o Start de discussie/conclusie-sectie met een antwoord op de hoofdvraag.
o Benoem opvallende onderzoeksresultaten en geef hier eventueel een verklaring voor.
o Beschrijf aan de hand van het theoretisch kader een aantal aanbevelingen voor leerkrachten die ook met het onderwerp aan de slag willen.
o Geef aan waarin jouw onderzoek (met het oog op betrouwbaarheid en validiteit) wellicht te kort schiet.
o Geef aan welk vervolgonderzoek zinvol is.
6. Literatuurlijst
Denk aan de APA-stijl voor het noteren van bronnen.

vrijdag 20 februari 2009

Het theoretisch kader.


Belangrijk bij je afstudeerscriptie is de theoretische onderbouwing. Voordat je start met allerlei activiteiten in de stage, móet je dus de boeken in! Een vast -en belangrijk- stevig onderdeel van je scriptie is de theoretische onderbouwing. Hierin geef je informatie die de lezer nodig heeft om jouw onderzoek of scriptie te kunnen begrijpen. Je haalt die informatie uit de literatuur. Daarom noemen we dit het theoretisch kader. Het moeilijkste van het schrijven van een theoretisch kader is om een goede opbouw te vinden. Bedenk vooraf voor jezelf een goede opbouw in alinea's : in alinea 1 behandel ik dit, in alinea 2 behandel ik dat…. Dit noemen we een structuurschema. Het schrijven van een theoretisch kader is echt een proces: lezen, schrijven, herschrijven, nadenken, weer lezen, enzovoorts. In het theoretisch kader neem je in ieder geval jouw probleemstelling en je hoofd- en deelvragen op. Je gebruikt informatie die je hebt gevonden uit het literatuuronderzoek en die helpen antwoord te vinden op die vragen. Het theoretisch kader moet een globale weergave zijn van een de belangrijkste begrippen en recente literatuur over dit onderwerp. Wees niet bang om ook Engelstalige artikelen op te nemen.
-Gebruik geen tussenkopjes in het theoretisch kader, maak er één goed lopend verhaal van.
-Gebruik om de structuur van de tekst duidelijk te maken alinea’s waarbij je aan de start van iedere alinea inspringt.

-Start zinnen niet met een getal of een vreemd teken.
-Gebruik geen zinnen als “Om mezelf in te lezen in dit onderwerp heb ik literatuur gebruikt”. Dit maakt de lezer niet uit. Sterker nog, hij verwacht gewoon dat je dit hebt gedaan. Dit hoort bij het theoretisch kader, je moet gewoon veel weten van een onderwerp wil je er onderzoek naar doen. Bovendien past het niet bij de schrijfstijl van een zakelijke tekst.
-Vermeld in het theoretisch kader een bron als volgt: “Uit dit onderzoek komt naar voren dat studenten heel aardig zijn (Jansen, 2003)”, of “Koops (2004) zegt over studenten dat ze heel slim zijn”. Dit is de APA-stijl.


Noteer vanaf het begin hoe je de bronnen hebt verzameld die je in het theoretisch kader hebt gebruikt, beschrijf wat het doel is van de literatuurstudie en welke zoektermen en zoekmachines je gebruikt hebt, (zoekmachines op het internet, catalogi in bibliotheken) en hoeveel bronnen je hebt gevonden (uitgesplitst naar boeken, artikelen en websites). Beschrijf op basis van welke criteria je de bronnen selecteert (waarom neem je een bron wel of niet op).

Moeite met reageren...


Er zijn wat vragen van mensen over hoe hun "volggroep" kan reageren op geplaatste stukken op de weblog. Daarvoor kan een google account aangemaakt worden. Een eigen bestaand mailadres kan ook gebruikt worden. Bij een google account kan tevens gebruik gemaakt worden van andere googlediensten (blogger, i-google, google reader voor rss news feeds etc.), wellicht handig voor in de toekomst.Verder is het zo dat het reactiegedeelte in sommige gevallen pas de tweede keer echt werkt. Wanneer het de eerste keer niet lukt, dan kun je nogmaals klikken op reactie plaatsen en vervolgens weer een raar woord overtypen. Uit ervaring is gebleken dat het soms lang duurt voor de vreemde letters verschijnen. Klik dan op "voorbeeld". De 2e keer lukt het meestal wel. Succes!

woensdag 18 februari 2009

Externe deskundigen


Ik heb iedereen één of twee namen doorgegeven van deskundigen die binnen de IJsselgroep benaderd kunnen worden. Al die deskundigen hebben van mij persoonlijk ook een berichtje ontvangen. In sommige gevallen is het niet gelukt om een geslaagde match te maken. Lynne bv heeft pech: ik krijg net een mail van Melle van de Hoek dat hij geen mogelijkheid ziet om aan dit experiment mee te doen.

Mijn vraag aan jullie: áls een externe deskundige het signaal afgeeft dat hij niet reageren zal, of wanneer hij/zij niets van zich laat horen, laten jullie het dan even weten?

dinsdag 17 februari 2009

Tomtom: hoe vind je de weg?

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

vrijdag 13 februari 2009

Van probleemstelling naar vragen.....


Misschien heb je al zicht op het onderwerp en een probleemstelling geformuleerd. Beide geven richting aan jouw onderzoeksvragen. Het is verleidelijk om hele complexe vragen te stellen, maar deze vragen zijn ook moeilijk te beantwoorden. Buiten dat is het belangrijk dat iedereen jouw vragen kan snappen. De kunst is om jouw onderzoeksvragen zo eenvoudig mogelijk en zonder onnodige franje te formuleren.
Hieronder vind je tien belangrijke kwaliteitseisen. Met andere woorden, als je aan deze eisen voldoet dan heb je waarschijnlijk goede onderzoeksvragen geformuleerd.
1. Een onderzoeksvraag is een vraag, er staat dus een vraagteken achter.Het lijkt een overbodige opmerking, maar loop eerst alle vragen na en controleer of de vraag ook daadwerkelijk als een vraag is geformuleerd.
2. Bedenk wat je gaat doen met het antwoord (waarom stel je deze vraag) Ook dit lijkt een open deur, maar als je niet goed voor jezelf kunt verwoorden wat je met het antwoord gaat doen, dan is de kans groot dat het een overbodige vraag is.
3. De vraag lijkt 'beantwoordbaar' De verwachting is dat in de literatuur aanknopingspunten zijn. De vraag is voldoende afgebakend (niet te breed en niet te smal), dus het antwoord te overzien. Het is realistisch om binnen de tijd die je hebt tot een antwoord te komen
4. . De onderzoeksvragen zijn onderverdeeld in hoofd- en deelvragen.Vaak werkt het verhelderend om vragen op te splitsen in hoofd en deelvragen. Dit kunt je doen als je bijvoorbeeld twee grote onderwerpen hebt in jouw onderzoek. Door het op te splitsen houd je het overzichtelijk.
5. Een hoofdvraag is een open vraag (het antwoord mag niet ja of nee zijn).
6. De deelvragen hebben een duidelijke relatie met de hoofdvraag.
7. De onderzoeksvragen zijn scherp geformuleerd: de vraag is concreet , de vraag is eenduidig, iedereen verstaat hetzelfde onder jouw vraag: verschillende interpretaties zijn onmogelijk. De vraag is enkelvoudig: de vraag bestaat uit één vraag en niet uit meer vragen. Is dit wel het geval, dan kun je ze het beste opsplitsen.
8. De onderzoeksvragen staan in een logische volgorde.
9. Er zijn geen onnodige onderzoeksvragen gesteld.
10. De onderzoeksvragen als geheel zijn volledig, met andere woorden, dekken de lading van de probleemstelling.
Wat kun je doen: bedenk dus eerst een probleemstelling en daarna:
Brainstorm over alle mogelijke vragen die je wilt stellen.
Groepeer de vragen die bij elkaar horen en bedenk waarom ze bij elkaar horen.
Formuleer bij iedere groep vragen een hoofdvraag en splits deze uit in deelvragen
Controleer of de vragen voldoen aan de kwaliteitseisen.
Werk verder aan je werkplan (onderdeel onderzoeksvragen): formuleer de onderzoeksvragen.

APA-gedoe



Je gebruikt bronnen bij het schrijven van jouw onderzoeksartikel. Uiteindelijk maak je een bronnenlijst waarin je een opsomming geeft van de gebruikte bronnen. Het verwijzen naar de bronnen die je gebruikt bij het schrijven van een eigen product heeft meerdere functies:
 je bent controleerbaar: anderen kunnen nagaan of je de informatie uit de gebruikte bronnen wel juist hebt begrepen en weergegeven
 de gebruikte bronnen hebben een invloed op jouw referentiekader: wellicht als je andere bronnen zou hebben gevonden was je tot een ander document gekomen
 je geeft lezers de kans ook die bronnen die jij hebt gebruikt te bestuderen, zo kunnen zij zich verder verdiepen in het onderwerp; literatuurverwijzingen zijn dus interessant
 je geeft de lezers een gelegenheid om een inschatting te maken van de betrouwbaarheid van jouw artikel, waar is jouw schrijfproduct op gebaseerd


Je kunt bronnen op meerdere manieren weergeven, maar een gangbaar systeem is het verwijzen naar bronnen volgens de APA-conventies. Deze conventies geven aan hoe je bijvoorbeeld moet verwijzen in de tekst, maar ook in de referentielijst of hoe je figuren en tabellen in een artikel verwerkt.


1a. Bronnen noemen in de tekst In de tekst zelf verwijs je naar de bronnen die je gebruikt. Je probeert voor belangrijke uitspraken die je in het artikel doet een onderbouwing te vinden in de literatuur. Een voorbeeld: Uit eerder onderzoek is gebleken dat motivatie een doorslaggevende factor is (Jansen en Libben, 2004). Of: Bij onderzoekend leren doorlopen leerlingen de stappen in een onderzoekscyclus (Alkema, 2003). Of: Volgens Driessen, Jansen en Jacobs (1999) zijn kinderen van nature gericht op het ontdekken van de wereld". Je noteert alleen de achternaam van de auteur(s) en het jaartal waarin de publicatie is uitgegeven. Of de bron nu afkomstig is van Internet, een boek of tijdschriftartikel. Voor iedere bron geldt dezelfde notatiewijze in de tekst. Je doet dit in goed lopende zinnen.


1b. Hoe citeer ik op juiste wijze? Een citaat is eigenlijk een bijzonder soort verwijzing omdat je de woorden van de auteur letterlijk overneemt. Wees hier terughoudend in en maak in de tekst duidelijk dat het een citaat betreft. Een voorbeeld: Jansen geeft in zijn oratie aan: "Studenten zijn hele slimme mensen" (Jansen, 2007, p. 12). Of: In de ogen van Besselink is dit helemaal juist: "het gaat niet om antwoorden maar om de vragen die erbij horen" (2003, p. 4).
Bij een citaat noteer je altijd de paginanummer waar het citaat terug te vinden is. pagina 3

2. Bronnen opgesomd in de literatuurlijst Je eindigt een document altijd met een opsomming van de gebruikte bronnen in een referentielijst. Alle bronnen die je in de tekst hebt genoemd (met achternaam en jaar van publicatie) komen in de literatuurlijst terug. In de literatuurlijst geef je meer informatie over de bron. Daarbij orden je de referenties op alfabetische volgorde van steeds de eerst genoemde auteur.

a. Verwijzing naar een boek: Huizinga, J., Besselink, E., en Zwiers, J. (2006). Noteren van bronnen in een notendop. Amsterdam: Swets en Zeitlinger. Auteur, voorletter, en auteur, voorletter. (jaartal van publicatie). titel cursief. Plaats waar de uitgeverij is gevestigd: naam van de uitgeverij.

b. Verwijzing naar een artikel: Bokkel, S. van., en Knaapen, M. (2007). Schrijven en cultureel kapitaal. Tijdschrift voor Tandheelkunde, 22(3), 212-242. Let op: de titel is in vergelijking met een verwijzing naar een boek niet cursief, maar de titel van het tijdschrift wel. Belangrijke woorden in de titel van een tijdschrift begin je met een hoofdletter. 22(3) slaat op het volumenummer en daarna volgen de paginanummers van het gehele artikel.

c. Verwijzing naar een internetbron: Sluiter, A. (2002). Onderwijs en managers, dat gaat niet samen. Verkregen op 23 augustus 2007 van: http://www.onderwijs.org/onderwijs%managers.html. Je neemt de gehele URL over, ook al staan hier rare symbolen in.

d.Verwijzing naar een krantenartikel: Appel, K. (1998, 4 augustus). Karel eet een appel. De Gelderlander, p. 16. Dus ook bij een bron van het internet zoek je een auteur en een jaartal van publicatie. Als deze niet zijn genoemd op een webpagina mag je twijfelen aan de betrouwbaarheid van een bron.

Zoeken maar!


Je hebt een probleem! Maar hoe zoek je nu bronnen? Uit reacties van jullie, begrijp ik dat een klein opfriscursusje geen kwaad kan:


Maak gebruik van verschillende zoekmachines op het internet:
Een metazoekmachine lijkt op een bekende zoekmachine die je al kent, Google. Alleen zoekt een metazoekmachine met verschillende zoekmachines tegelijk. Een voorbeeld is MetaCrawler en IxQuick.
Ga ook eens op zoek naar een stevige zoekmachine die ook meer wetenschappelijke bronnen opspoort. Deze bronnen zijn meestal wat verder 'verstopt' op het Internet. De gewone zoekmachines als Google vindt deze bronnen niet altijd. Twee goed bruikbare voorbeelden zijn ScholarGoogle en Scirus.
Daarnaast zijn er nog zoekmachines die een woordenspin voor je maken. Denk hierbij aan: Zoeken.NL of Davindi.


Als je Google gebruikt, gebruik het dan slim:
Beperk je zoekopdracht tot bestanden die tekstdocumenten zijn in plaats van webpagina's. Voorbeelden zijn Word-documenten of PDF-bestanden. Tik in het zoekvenster van Google (als je bijvoorbeeld onderzoek doet naar onderzoekend leren) onderzoekend leren filetype:pdf
Je kunt ook met behulp van Google definities opvragen. Tik in het zoekvenster van Google: define: inquiry learning
Maak ook gebruik om alleen binnen een website te zoeken. Tik in het zoekvenster van Google: onderzoekend leren site:www.knaw.nl
Gebruik de bronnen met kritische zin. Neem niet alles voor waar aan. Kijk eens op: http://www.webdetective.nl Geloof niets, wantrouw alles.
Uit het voorbeeld blijkt al dat je soms verder komt door als zoektermen ook Engelstalige zoektermen te nemen. Je afstudeerscriptie wint aan kwaliteit wanneer ook anderstalige publicaties zijn opgenomen in je literatuurlijst.


tip 3 Voordat je echt gaat lezen, maak eerst een woordenspin van de belangrijkste woorden bij je onderwerp.
De belangrijkste woorden helpen je bij het verder zoeken naar literatuur. Vaak zijn dit goede zoektermen die je kunt gebruiken.

Probleem


Een goed begin om met een onderwerp te starten is het in kaart brengen van een probleem. Uit de keuze van je onderwerp moet blijken dat je een probleem in kaart wilt brengen, een bijdrage wilt leveren om een probleem op te lossen. Begin dus met het nadenken welk probleem jou intrigeert. Als je bijvoorbeeld als onderwerp kiest: het ontwikkelen van een woordenschataanpak in de onderbouw, dan zul je móeten starten met vragen als: "Waarom doe ik dit?" "Welk probleem los ik hiermee op?" In feite moet je dit helder hebben, voordat je snel verdere stappen zet. Probeer het probleem eerst te definiëren vanuit de stage: is het voor de school een probleem? Waaruit blijkt dat? Misschien uit de gegevens van het leerlingonderwijsvolgsysteem? Heeft de directeur daar een opvatting over? Zijn er teambesprekingen geweest waarin het "probleem" aan de orde is geweest? Inventariseer die gegevens. Maar blijf er niet in steken: kijk ook verder: zijn er publicaties te vinden waaruit blijkt dat dit niet een probleem is dat alleen in jouw stage speelt? Zoek naar bronnen! Uiteindelijk is de mogelijke start van jouw afstudeerscriptie een beschrijving van het probleem, gebaseerd op ervaringen in de stage en studie van bronnen.

zondag 8 februari 2009

Laatste nieuws

Op weg! Ik heb bij Femke een verkeerd afstudeeronderwerp genoemd: haar scriptie zal gaan over het bevorderen van een goed pedagogisch klimaat in een groep met ook autistische kinderen. ALs domeindeskundigen benadert ze henny.mensink@ijsselgroep.nl en femie.raben@ijsselgroep.nl
Sanne en Rob zijn nu ook in de lucht: Rob met http://zelfstandigleren.blogspot.com waarin hij aankondigt een lijn zelfstandig leren voor het VO te willen ontwikkelen. Domeindeskundigen voor hem: elly.vanwageningen@ijsselgroep.nl en lilian.leferink@ijsselgroep.nl.
Sanne vind je op www.sannevanderlugt.blogpot.com . Zij wil voor het denken en de motivatie van leerlingen uit het VMBO stimuleren. De toegewezen domeindeskundigen zijn: erik.grootkoerkamp@ijsselgroep.nl en albert.deboer@ijsselgroep.nl

vrijdag 6 februari 2009

De experimentele groep is vrijwel vol!

De experimentele groep van 15 studenten is nu vrijwel rond. Vanochtend zijn Sanne van de Lugt en Rob Jansen bijgepraat. Zij zullen een weblog gaan inrichten: gegevens over hen volgen. Volgende week zal Manon Pelgrim instructie ontvangen.
Op schema kortom, wel een geplan om in de liofase studenten aan tafel te krijgen!

donderdag 5 februari 2009

Nieuwe studenten

Vandaag toegevoegd: Michaela Benninga (michaelabenninga.blogspot.com)en Lynne Hoenderboom. Lynne gaat zich bezig houden met meervoudige intelligentie en natuuronderwijs in midden- en bovenbouw. Haar weblog vind je op http://lynnehoenderboom.blogspot.com/ Als IJsselgroepdeskundigen mag ze benaderen:
erik.grootkoerkamp@ijsselgroep.nl, melle.vanderhoek@ijsselgroep.nl

Critical friends


Webloggers,

In bijgaand overzicht lees je welke mensen je mag benaderen om als domeindeskundige jouw weblog te volgen. Ik heb aan allen al een waarschuwingsmail geschreven. Vraag ze in een kort briefje om toestemming om hen toe te mogen voegen aan je e-mailbestanden in je weblog. Op de helpdesk is al een voorbeeldbriefje opgenomen. Het is belangrijk dat je jouw weblog zó inricht, dat deze mensen een weaarschuwingsmail krijgen als je iets geplaatst hebt. Bij problemen: mail Lizette.
Mogelijk ontstaan er niettemin problemen: collega’s kunnen ziek zijn of voor studiereizen afwezig. Mocht een match niet slagen, wil je me dan mailen, ik zoek dan snel een alternatief.



Lijst van IJsselgroepers die je mag benaderen
Denise ter Beek Coöperatief leren helene.valentin@ijsselgroep.nl en miriam.kobussen@ijsselgroep.nl

Gejanne Fukkink Compacten en verrijken van de rekenles bea.vanoenen@ijsselgroep.nl en
albert.oving@ijsselgroep.nl

Geert Wibier LVS- aanpak A-scorende leerlingen willem.rosier@ijsselgroep.nl en
mans.vanmeeteren@ijsselgroep.nl

Femke van Laarhoven Geschiedeniscanon ton.ginther@ijsselgroep.nl

Renee te Vaanholt Dans en motorische ontwikkeling danielle.bouwmeester@ijsselgroep.nl en
arletta.albers@zonnet.nl

Sven Wissing ICT, Weblogs, Website, Communicatie gerrit.vanvembde@ijsselgroep.nl


Janine Krabbenborg Studievaardigheid Voortgezet Onderwijs tjerk.deuzeman@ijsselgroep.nl


Lenneke van Harten LVS sociaal emotioneel willem.rosier@ijsselgroep.nl en ans.drubers@ijsselgroep.nl

Michaela Benninga Cooperatief leren bij kleuters helene.valentin@ijsselgroep.nl en hettie.lichtenberg@ijsselgroep.nl

woensdag 4 februari 2009

een eerste overzicht van deelnemers.....

1. Geert Wibier: uitdagendegeert.blogspot.com
2. Femke van Laarhoven: femkevanlaarhoven.blogspot.com
3. Renee te Vaanholt: reneedanst.blogspot.com
4. Carin Piepers: carinpiepers.blogspot.com
5. Maartje Driever: maartjedriever.blogspot.com
6. Sven Wissing: svenwissing.blogspot.com
7. Gejanne Fukkink: ikbengejanne.blogspot.com
8. Denise ter Beek: deniseterbeek.blogspot.com
9. Lenneke van Harten: juflenneke.blogspot.com
10. Janine Krabbenborg: janinekrabbenborg.blogspot.com

Morgen een aanvulling. Er is nog plaats voor een enkele student!

Mensen uitnodigen voor je kennisgroep


Na een prettige start vanmiddag wil je misschien een begin maken aan de samenstelling van je kennisgroep. Om studenten of anderen te verleiden op jouw weblog te reageren, kun je misschien bijgaand bericht kopiëren en plakken in een e-mail. Misschien moet je hier en daar nog een woord vervangen (bijvoorbeeld "u" in plaats van "je"). Succes!


"Beste …..,

Zoals je waarschijnlijk weet, verwacht ik dit cursusjaar af te studeren op Iselinge Hogeschool. Een van de laatste opdrachten die ik moet doen is het werken aan mijn afstudeerscriptie. Binnen Iselinge Hogeschool wordt op dit moment gezocht naar manieren waarop zo’n afstudeerscriptie meer kwaliteit kan krijgen zonder dat dat tot studievertraging leidt. Ik ben uitgekozen om in een experimentele groep van 15 studenten ervaring op te doen met een weblog. In het onderzoek probeert Iselinge aan te tonen:
1. dat studenten met een weblog sneller afstuderen met een werkstuk van betere kwaliteit.
2. dat studenten beter in staat zijn hun afstuderen te plannen, omdat ze onder invloed van de weblog meer wilskrachtstrategieën ontwikkelen.
3. dat studenten die met een weblog werken meer gemotiveerd zullen blijken dan studenten die dat niet zijn.
Op die weblog kunnen mensen dan volgen hoe mijn scriptie vordert, tegen welke problemen ik aanloop, welke vragen ik heb. Om te bereiken dat mensen ook willen reageren, is ons gevraagd een eigen groepje van “critical friends” samen te stellen aan wie we vragen onze weblog te willen volgen én van wie we hopen dat ze er ook op willen reageren. Het groepje moet op een bepaalde manier worden samengesteld: er zitten studenten, een docent van Iselinge, een deskundige uit de IJsselgroep en een of meer mensen uit de stage in (een mentor of directeur).
Ik wil je vragen om mijn weblog te willen volgen. Zo snel ik een nieuw berichtje op mijn weblog plaats, krijg je daarvan per e-mail een waarschuwing.
En wat hoop ik in die reacties te vinden?
· Misschien inhoudelijke tips
· Misschien adviezen over interessante websites
· Misschien mooie voorbeelden uit de praktijk
· Misschien voorstellen om eens contact te leggen met…
· Verbetervoorstellen
Wil je me laten weten of je bereid bent in mijn groepje critical friends te willen zitten?
Groeten,